Duurzame energie verplicht bij ingrijpende renovatie
Bij een ingrijpende renovatie van een woning of kantoor is het vanaf 30 juni verplicht om ook pv-panelen, een hybride warmtepomp, een zonneboiler of andere duurzame energietechniek te installeren.
Dat staat in een conceptversie van een wijziging van het Bouwbesluit. Binnenkort wordt de definitieve versie voorgelegd aan de Tweede Kamer. Het gaat om eisen vanuit Europa (Richtlijn Hernieuwbare Energie), die uiterlijk 30 juni in Nederlandse wetgeving moeten zijn geïmplementeerd. Vanuit dezelfde richtlijn kwamen eerder de BENG-eisen voor nieuwbouw.
Ingrijpend renoveren
Van een ingrijpende renovatie is sprake als meer dan 25 procent van de oppervlakte van de gebouwschil wordt vernieuwd, veranderd of vergroot, doorgaans met bouwvergunning, én als er tegelijkertijd aanpassingen aan het verwarmingssysteem worden gedaan. Wat niet onder een ingrijpende renovatie valt: na-isolatie van een spouwmuur, na-isolatie van enkelsteens buitenmuren aan binnen- of buitenkant, na-isolatie onder dakpannen of tegen het dakbeschot.
De hoogte van de nieuwe eis is het makkelijkst uit te drukken in aantal pv-panelen. In het huidige voorstel gaat het om 7 pv-panelen in tussenwoningen (110 m2) en 11 pv-panelen in een vrijstaande woning (182 m2). Een middelgroot kantoorpand met een gebruiksoppervlak van 2.700 m2 zou aan de eisen voldoen met 72 pv-panelen.
Andere duurzame technieken
Andere duurzame technieken, zoals een hybride warmtepomp, kunnen ook voldoende zijn, als dat blijkt uit een analyse met de rekenmethode NTA8800. Die NTA8800 is dezelfde methode waarmee ook de de duurzaamheid van nieuwe woningen en het nieuwe energielabel voor woningen worden bepaald. Woningen of kantoren die binnen drie jaar na de renovatie worden aangesloten op een warmtenet hoeven geen duurzame energiemaatregelen te nemen.
Of er tussen het huidige conceptvoorstel en het definitieve voorstel dat naar de Tweede Kamer wordt gestuurd veel verschil zit, is niet duidelijk. Volgens een woordvoerder van het ministerie van Binnenlandse Zaken kan de Tweede Kamer het voorstel “binnen drie weken” verwachten. Na de Kamer mag ook de Raad van State het voorstel nog beoordelen.